Den edelen ridder Sint-Joris

 

door Willy Debunderie

 

De persoon Sint-Joris

 

Sint-Joris heeft naar alle waarschijnlijkheid echt geleefd, doch men heeft geen idee wie zijn ouders waren en wanneer hij werd geboren . Zijn leven is gebaseerd op vermoedens. Gewoonlijk wordt hij aangeduid als Sint-Joris van Cappadocië en dit is misschien een aanwijzing. Hij wordt geassocieerd met deze Romeinse provincie in Klein-Azië, en zo zou het mogelijk zijn dat hij daar werd opgevoed.

Oude teksten beweren dat hij voortspruit uit een christelijke familie uit Cappadocië en hij wordt ook geacht een Romeins tribuun te zijn. Volgens het ene verhaal dankt hij zijn promotie om opgenomen te worden in de persoonlijke staf van keizer Diocletianus, aan zijn moed op het slagveld.

Sommigen suggereren dat hij werkte in een Nestoriaanse christelijke gemeenschap in Urmiah in Perzië en hij zou, in de hoedanigheid van officier van het Romeinse leger, deelgenomen hebben aan een expeditie naar Engeland.

Nochtans is het niet zeker dat hij ooit in enig leger diende. Misschien was het de Sint-Jorislegende die hem transformeerde van de machtige strijder voor Christus tot de Romeinse soldaat.

Men is evenmin zeker van de plaats en de datum van zijn martelaarschap en misschien stierf hij zelfs geen marteldood, alhoewel er een gevestigde traditie bestaat dat dit wel geschiedde.

Sint-Joris wordt verondersteld één van de christenen te zijn die weigerden hun christen geloof af te zweren. Ze werden ter dood veroordeeld in Nicomedia (een stad op de Aziatische kust van de Bosphorus), tijdens de vervolgingen door keizer Diocletianus in 303. Sint-Joris zou zijn onthoofd op 23 april, sterfdag die tot op heden nog steeds in onze gilde wordt gevierd tijdens het jaarlijks patroonsfeest.

 

 

De legende van Sint-Joris

 

Ongeveer 6 eeuwen lang werd Sint-Joris vereerd zonder dat er sprake was van de draak waarmee hij nu gewoonlijk wordt voorgesteld.

Het was pas in de Middeleeuwen (13de eeuw) dat dit dier ten tonele verscheen in de Legenda Sanctorum, geschreven door Jacobus da Voragine, de dominicaner aartsbisschop van Genua. Dit Latijns manuscript verhaalt het leven van verschillende heiligen en werd spoedig bekend onder de naam "Legenda Aurea".

In het verhaal van Jacobus da Voragine is Joris een tribuun van het Romeinse leger en hij laat onze held door Lybië rijden in de omgeving van Silena, waar hij een vreselijke draak ontmoet. De legers waren reeds verschillende keren voor het monster op de vlucht geslagen en teneinde de giftige walmen uitbrakende draak einigszins te kalmeren begon men dagelijks twee schapen te offeren.

Toen de kudden sterk verminderden, offerde men één schaap en één menselijk wezen, door lottrekking aangeduid. En op de dag dat de dochter van de koning door het lot werd verkozen, bereikte Joris de stad. De bejaarde koning was bereid de helft van zijn koninkrijk op te offeren indien zijn dochter gespaard bleef; doch zijn landgenoten bedreigden hem met brandstichting indien de vorst de door hem zelf bevolen decreten niet ten uitvoer bracht. 's Konings dochter verliet wenend het ouderlijk slot en op haar weg naar het monster ontmoette ze een edele jonge ridder te paard. Hij vroeg haar naar de oorzaak van haar tranen en ze vertelde hem het verhaal, waarop Joris zich wapende met het teken van het kruis. Na een gebed trok hij zijn zwaard en kwetste de draak dermate dat deze in elkaar zeeg. Joris vroeg de prinses haar gordel om de nek van de draak te binden. Het monster volgde haar gedwee naar de stad.

Tijdens het gevecht was de bevolking naar de omliggende heuvels gevlucht. Joris liet hen terugkeren en maande hen aan in Christus te geloven en zich te laten dopen; voor de draak hoefden ze niet meer te vrezen. Volgens de legende werden die dag 20.000 mannen gedoopt en ook zeer veel vrouwen en kinderen. Joris gaf het monster de genadeslag en het kadaver werd op een ossenwagen gesleept en buiten de stadsmuren gereden.

Andere auteurs voegen eraan toe dat Joris de hand kreeg van 's konings dochter. Volgens da Voragine echter weigerde Joris elke vergoeding en na de vorst te hebben gegroet, verliet hij de stad